De ruimte: Troost als analyticus
De probleemoplossingen van Troost worden steeds aangegeven door enerzijds de gestelde opdracht en anderzijds de omgevingsfactoren. Ieder symbool komt pas tot leven in een ruimte en de gegevens van die ruimte zijn voor Troost dan ook zeker zo belangrijk als de inhoud van de boodschap die overgebracht moet worden. Daarom wenst Troost ook niets te bedenken voor hij ter plekke de toestand in ogenschouw heeft genomen.
Troost gaat de ruimte onbevangen binnen en krijgt een onmiddellijke ingeving: hij weet meteen op welke schaal en met welke maat hij werken zal, hoe hij het licht zal vangen, hoe helder de kleuren zullen zijn. Hij neemt waar en analyseert. De details worden later exact berekend en ingevuld.
De aanwezige horizontalen en verticalen, schaduwen en lichtval, maten en afmetingen bepalen de sfeer en de aanpak in hoge mate. Gebonden werk voegt zich slechts naar wetten van rationaliteit en inzicht, de impulsiviteit voorbij. Daarom speelt de geaardheid van een kunstenaar een bijzondere rol. Wie van nature naar de architectuur getrokken wordt komt vanzelf tot analyse; de analyticus wordt per definitie geboeid door constructies. Hij mag daar echter niet bij stil blijven staan. De monumentale kunstenaar zoekt naar integratie, zoekt – paradoxaal genoeg – naar een harmonie tussen beheersing en passie, tussen rationele analyse en kunstzinnige overgave.
Troost slaagt daar steeds opnieuw in, zijn werk is evenwichtig in de verhouding van rede en emotie. Geheel volgens de bijzondere taak van de monumentale kunstenaar heeft Troost geleerd zijn werkzaamheid op tijd weer in het ongewisse te laten. Het spontane en wellustige dat de kunstenaar evenzeer eigen is moet op kunnen leven in een eerste aanpak, in de tekening, het ontwerp, op het moment dat de mathematische wetten nog van ondergeschikt belang zijn. Onderworpenheid aan de mathematica leidt tot blokkades, men moet zich op ieder moment kunnen bevrijden. De organische groei bestaat dankzij de afwezigheid van een verstikkend keurslijf. Ambachtelijke struktuur en creatieve speurtocht vormen hier een aantrekkelijk geheel.
Nooit werden de werken van Troost star en saai in hun structuur, evenmin zijn zij onnavolgbaar geworden in ongebreidelde emotie.
De kunstenaar balanceert bij voortduring tussen tal van lokkende dieptes. Op de eerste plaats verhouden omgevingseisen en scheppingsdrang zich op gespannen voet. Dan moet de opdrachtgever zijn opdracht herkennen, zijn idee moet op overtuigende wijze worden aangeboden, terwijl de kunstenaar van zijn kant weer eigen initiatieven moet kunnen verwerken. De materie moet worden bewerkt: scherven moeten snijdbaar zijn, lood moet de scherf op natuurlijke wijze kunnen omvatten.